Als je aan de slag gaat focus je op de leervraag van de deelnemer, denk hierbij bijvoorbeeld aan het kopen van een auto, boodschappen doen op de markt of een gesprek met de huisarts.
In Huis voor Taal maken we gebruik van het VUT-model. Dit model geeft structuur aan de opdrachten die deelnemers gaan uitvoeren. Het is een eenvoudig model, dat helpt om een opdracht, taak of oefening systematisch aan te pakken.
Het VUT-model bestaat uit 3 stappen:
V= Vooruitkijken
U= Uitvoeren
T= Terugkijken
Het VOORUITKIJKEN is bedoeld om de voorkennis op te halen. Je bereidt de ander voor door een beeld te schetsen van de situatie. Laat de deelnemer daarna vertellen wat hij al weet. De vraag ‘wat weet je er al van?’ werkt stimulerend en motiverend.
Werkvormen die je kunt gebruiken zijn bijvoorbeeld een woordweb maken, foto’s bekijken, een youtube filmpje laten zien of vragen stellen over het onderwerp.
Het UITVOEREN betekent dat je de deelnemer het laat doen. Het gaat om het oefenen. De deelnemer voert de opdracht echt in de praktijk uit. Jouw rol als vrijwilliger is die van gesprekspartner. Geef de gelegenheid om in een veilige zetting de onderdelen samen met jou te oefenen. Vooral het herhalen van woorden en zinnen is belangrijk. Je bent coach, ondersteunt en geeft complimenten. Bekijk waar de deelnemer die jij begeleidt aan toe is, begin bijvoorbeeld eerst door het zelf voor te doen als dit de ander meer helpt. De volgende stap is dan om het samen met hulp van jou nog eens te herhalen. Daarna ligt de kans open om de deelnemer zelfstandig de taak uit te laten voeren. Vervolgens kan je nog eens aan de deelnemer vragen om het onderdeel uit te leggen aan een buurman of vriend. Het is steeds aftasten en beoordelen hoever de ander is in het proces en welke stappen kunnen worden gezet.
Werkvormen die je kunt gebruiken zijn bijvoorbeeld een rollenspel, een bezoek aan de winkel, een afspraak maken bij het zorgcentrum.
Bij het TERUGKIJKEN bespreek je samen hoe het is gegaan, maar ook wat de deelnemer geleerd heeft. Vragen om dit te stimuleren zijn bijvoorbeeld: hoe heb je het gedaan, wat lukte goed/minder goed, wat wil je nog een keer oefenen, wat weet/kun je nu beter, ben je tevreden, hoe ga je verder? De doelen van terugkijken zijn: meer zicht krijgen op de eigen leerresultaten, op de eigen aanpak en (nieuwe) leerwensen.
Actieve werkvormen zijn leuk en effectief. Dankzij actieve werkvormen oefen je dezelfde woorden, maar dan nét even anders. Doordat je interactief bezig bent, creëer je een fijne sfeer waardoor de ander langer geconcentreerd en gemotiveerd blijft.
Actieve werkvormen bieden veel mogelijkheden om te communiceren, ook bij de werkvormen die niet direct spreken als doel hebben.
Verder blijkt dat met de actieve werkvorm de effectieve leertijd wordt vergroot. Er is immers veel meer interactie. Deelnemers krijgen meer autonomie over hun leerproces en kunnen hierdoor extra gemotiveerd raken. Bij het leren van de taal gaat het om vaardigheidsontwikkeling en daarvoor moet je veel oefenen, het liefst op veel verschillende manieren.
De actieve werkvormen zorgen voor een prettige sfeer waarin volwassenen goed kunnen leren. En daarbij: ze bieden ook veel plezier voor jezelf, als vrijwilliger!
Een kennismaking met de deelnemer is geweest en dan wil je verder. Je gaat op zoek naar materialen. Voordat je verder gaat is het handig om wat meer te weten over het taalniveau van de deelnemer. Kan je dit beter inschatten dan heb je ook een beter idee welke materialen je kan gebruiken. Soms is al bij de intake een indicatie gegeven van het niveau en dan kan je alvast wat materialen laten zien.
Binnen Huis voor Taal maken we gebruik van het Europese Referentiekader (ERK). Het ERK is een instrument dat beschrijft op welk niveau iemand zijn talen beheerst en wordt ook in het buitenland herkend. Het ERK onderscheidt zes niveaus van taalbeheersing. Van A1 tot C2.
Standaard Volwasseneneducatie (commissie Meijerink)
Raamwerk NT2 (ERK)
Inburgering
Om te slagen voor het inburgeringsexamen moet een NT2 deelnemer aantonen dat hij de Nederlandse taal kan schrijven, spreken en begrijpen op taalniveau A2 (vanaf 2021 geldt: taalniveau B1). Om een mbo-opleiding te mogen volgen moet een anderstalige het Staatsexamen NT2 op B1-niveau gehaald hebben. Voor een hbo- of wo-opleiding is minimaal Staatsexamen NT2 op B2-niveau nodig.
In Nederland wordt daarnaast een andere indeling gebruikt voor de vaardigheden taal en rekenen in het onderwijs. Dit is de indeling van de commissie Meijerink. Deze niveaus zijn 1F, 2F, 3F en 4F.
Materialenwijzer
In de materialenwijzer staan ook de taalniveaus vermeld. Kijk voor de materialenwijzer op https://flevowijzer.info/index.php/courses/materialenwijzer/.